Akkerbouwer met kijk op vleeskuiken

01 februari 2010
-
3 minuten

Je bedrijf ontwikkelen en blijven ontwikkelen. Dat is menig agrarisch ondernemer en zeker vader en zoon Binnema op het lijf geschreven. Zij maakten van een akkerbouwbedrijf, dat vroeger gemengd was, weer een gemengd bedrijf. De vleeskuikentak is een waardevolle en renderende aanvulling op de Friese onderneming.

Wie bij Binnema op het erf staat ziet op enige afstand een hoge dijk, en als je daar een kijkje gaat nemen zie je het natuurgebied de Waddenzee. Ameland is dichtbij. De zee is gunstig voor de pootaardappelen die Binnema verbouwt en ook voor de vleeskuikens. De ziektedruk door aanwaaiende virussen en bacteriën is een stuk kleiner dan elders in het land. Er zijn geen bedrijven in de buurt die een besmettingsbron kunnen zijn. Ook zorgt de zee voor koele lucht en dat is in de zomer prettig voor de dieren.

Vader en zoon

Karst Binnema en zijn zoon Sieds hebben in Marrum (Friesland) een bedrijf met 100 ha akkerbouw en 70.000 vleeskuikens. Bij de akkerbouw is de hoofdteelt pootaardappelen. Deze worden bewaard in een enorme schuur achter het woonhuis. Er staat op het bedrijf geen traditionele Friese boerderij. Die heeft er wel gestaan, maar ging twintig jaar geleden in de vlammen op. Nu staat er een modern ogend woonhuis met naast de pootaardappelenschuur twee flinke vleeskuikenstallen van 35.000 dieren elk.

Het is een gezond gebied. We hebben weinig problemen met gezondheid.

‘De eerste stal bouwden we in 1996. De pootaardappelprijzen waren laag en ik zocht wat anders om het inkomen op peil te houden’, zegt Karst. ‘Ik twijfelde nog tussen eenden en vleeskuikens, maar ik besloot uiteindelijk vleeskuikens te nemen omdat ik op vergaderingen hoorde dat daaraan veel behoefte zou zijn.’ Binnema koos als voerleverancier Koudijs Wouda, die later opging in De Heus. Van meet af aan was specialist Heino Perdok erbij betrokken. Hij adviseerde Binnema over de nieuwbouw van de stal en leerde hem het vak van vleeskuikenhouder. Hij is nog steeds de sparringpartner van Binnema.

Gevoel

‘Ik heb wel gevoel voor vleeskuikens’, zegt Karst. ‘Natuurlijk houden wij dagelijks de voeropname en de uitval bij, maar het belangrijkste is dat je in een vroeg stadium aan de dieren ziet of er wat aan de hand is. Ik mag graag naar de kuikens kijken. Ik wil altijd weten hoe het met ze gaat. In elk geval vind ik het mooi werk.’ Twee jaar geleden verrees naast de stal van 1996 een bijna identieke stal. Hoewel Binnema de vergunning al jarenlang op zak had, heeft de bouw even geduurd want Binnema loopt niet te hard van stapel. Hij wil eerst zeker weten dat het goed gaat.

Niet elke verandering is een goede.

De oude stal heeft nokventilatie en de nieuwe heeft tunnelventilatie. Dit laatste systeem bevalt beter, zodat de oude stal nu ook van tunnelventilatie wordt voorzien. De vleeskuikentak draait goed en is een belangrijke inkomstenbron voor het bedrijf. De combinatie van akkerbouw en vleeskuikens vinden de Binnema’s ideaal. Ze kunnen de mest van de kuikens goed gebruiken in de akkerbouw. De opbrengst van 45 ha tarwe gaat elk jaar ongeveer schoon op aan de kuikens. Tussen de beide vleeskuikenstallen staat een enorme silo van meer dan 250 ton voor de tarwe. Binnema voert al tarwe bij sinds de eerste kuikens op het bedrijf zijn. De eerste tien dagen krijgen de kuikens mengvoer en daarna tarwe met aangepast mengvoer. Een computergestuurd doseerapparaat voert het percentage tarwe geleidelijk op tot 35 procent. Gemiddeld wordt een kleine 30 procent bijgevoerd. Het bijvoeren van tarwe is een extra inkomstenbron voor het akkerbouwbedrijf.

Tevreden

Waarom nooit een andere voerleverancier genomen? ‘Niet elke verandering is een goede’, reageert Sieds. ‘Wij zijn tevreden en dan is er voor ons geen reden om te veranderen’, zegt Karst.

Alles wat je onderneemt, moet je goed doen

De technische resultaten zijn goed. Van de 105 ronden die gedraaid zijn, waren er slechts vijf minder goed. De resultaten van de andere ronden waren bovengemiddeld. Wat Sieds wel aanspreekt is de snelheid bij de vleeskuikens. Bij aardappels duren de teelt en de verwerking bijna een jaar. Als er in juni iets misgaat, zit je daar een half jaar later nog mee en kun je het pas een klein jaar later goedmaken. ‘Bij vleeskuikens heb je elke zes weken een ronde. Dan begin je helemaal opnieuw en heb je direct weer een nieuwe kans’, zegt hij. Intussen gaan de Binnema’s verder met de ontwikkeling van hun bedrijf. Er zijn plannen om de vleeskuikentak uit te breiden met nog twee stallen. In 2008 hebben ze er een akkerbouwbedrijf bijgekocht en ze gaan misschien ook in de energie. Windenergie, om precies te zijn.