Zo geef je je dieren voldoende antistoffen

09 december 2020
-
5 minuten

Zeugenbedrijven hebben soms problemen met slechte vruchtbaarheid, uitval bij zeugen, te veel geboortediarree of regelmatige hoest na het spenen. Ook kunnen er problemen zijn met hersenvliesontsteking en oornecrose. Vaak wordt dan naar de voeding van de zeugen en biggen gekeken. Dat kan een zinvolle exercitie zijn, maar in een aantal gevallen blijkt ook dat onvoldoende adaptatie van de ingezette opfokgelten onderdeel van het probleem kan zijn.

Veel verschil in aanpak adaptatie

Ziektekundige adaptatie van opfokgelten is op bedrijven zeer verschillend geregeld. Bij sommige bedrijven wordt in de eigen aanfok voorzien en lijkt een goede adaptatie vanzelfsprekend. Andere bedrijven kopen gelten op verschillende leeftijden aan, variërend van tien weken oud tot dekrijp. Zowel bij bedrijven die aankopen als bij bedrijven met eigen aanfok dient er een goed plan te zijn met betrekking tot de introductie van gelten. Bij voorkeur vindt er ook controle plaats op het ziektekundig verloop ervan.

Doel van adaptatie

Ziektekundige adaptatie van opfokgelten is pas volledig geslaagd als de gelten op dekrijpe leeftijd volledige afweer (antistoffen) hebben voor alle varianten van de ziektekiemen die op het bedrijf voorkomen. Griep is bijvoorbeeld zo’n ziektekiem met veel varianten. Humaan worden jaarlijks de stammen in het griepvaccin aangepast, zodat de match met het veldvirus zo groot mogelijk is. Bij de commerciële griepvaccins is dat echter niet mogelijk. Adaptatie aan de diverse ziektes moet geleidelijk gebeuren. Je wilt niet dat er orgaanschade ontstaat, zoals longontsteking, of dat de gelten minder goed ontwikkelen.

Waar moet je bij adaptatie aan denken?

Adaptatie van opfokgelten heeft tijd nodig. Het is daarom gemakkelijker om gelten uit eigen aanfok te adapteren dan dekrijp aangevoerde of zelfs drachtige dieren. In het algemeen wil je de dieren in de opfok eerst vaccineren. Dat begint voor sommige ziekteverwekkers al in de kraamstal en de periode na het spenen. Daarna ga je in de opfok verder. De vaccinaties geven een behoorlijke basale bescherming en zijn voor de meeste ziekteverwekkers voldoende, mits ze tijdig en voldoende vaak toegediend zijn. Voor een aantal ziektes is dat echter niet voldoende en wordt in specifieke gevallen geadviseerd om de dieren in de opfok door middel van mest of speeksel in aanraking te brengen met de bedrijfsstammen. Deze methode heeft voor- en nadelen. Bespreek daarom altijd met de dierenarts of het in jouw situatie voordeel biedt.

Het verloop van de adaptatie controleren

Opvolging is mogelijk via bloedonderzoek. Je kunt bijvoorbeeld de titers van dekrijpe opfokgelten vergelijken met die van de eersteworps in de kraamafdeling. Vervolgens kun je ze ook nog vergelijken met een groep tweedeworps en een groep vijfdeworps kraamzeugen, of ouder. Je kunt daarmee van veel ziektes het verloop volgen en een indruk krijgen van hoe de adaptatie is verlopen.

We zien regelmatig dat adaptatie ten aanzien van Mycoplasma of van een griep of APP-stam niet voldoende is, waardoor gemiddelde titers bij het ouder worden nog steeds doorstijgen. Daarbij is de kans groot dat de pasgeboren biggen al vroeg in de kraamstal besmet worden met deze ziektekiemen. Niet alle ziektekiemen kun je op deze wijze in beeld brengen omdat de serologische testen niet altijd beschikbaar zijn.

Conclusie

Onvoldoende adaptatie van opfokgelten op je bedrijf kan onverwachte negatieve gevolgen hebben. Het is daarom verstandig om entschema’s af en toe eens met je dierenarts te bespreken. Neem daarbij de gang van zaken eens goed onder de loep en maak bij het vermoeden van problemen gebruik van de mogelijkheden die bloedonderzoek biedt.