Structuur in je brijvoer. Zo doe je dat!

23 maart 2021
-
3 minuten

De manier waarop we als mengvoerleverancier varkensvoer produceren is aan verandering onderhevig. Er zijn daarvoor diverse redenen aan te geven. Denk bijvoorbeeld aan veranderende wetgeving. We zien tegelijkertijd ook dat de genetica is veranderd naar meer bevleesde dieren. Wat betekent dat voor het voer?

Veranderde omstandigheden

Magere dieren hebben gemiddeld genomen een lager weerstandsniveau als je het vergelijkt met varkens met een hogere vetbedekking. Daarnaast is de voeropnamecapaciteit de afgelopen jaren toegenomen (Agrovision). Verder zien we ook de wens om medicijngebruik (DDD) te verlagen en is het wettelijk maximum aan koper en zink in het voer verlaagd.

Door de hogere voeropname leggen we meer druk op de verteringscapaciteit van de dieren en terwijl de mogelijke inbouw van veiligheden beperkter is geworden, vraagt dit om een nieuwe benadering in het samenstellen van voeders om de varkens op een andere manier te ondersteunen.

Varkens hebben een ingewikkeld maag-darmsysteem om voer te verteren en fermenteren. Daarmee halen ze het maximale uit de aangeboden nutriënten. De verschillen in leeftijd, gezondheid, genetica en bedrijfsomstandigheden vragen om een gerichte benadering om de mogelijkheden van verteren en fermenteren optimaal te benutten. Een van de ondersteunende maatregelen ligt in het variëren in de structuur en de vezelfracties in het voer.


Brijvoer en structuur

Voor een optimale darmgezondheid en het goed functioneren van de maag en de darmen is de vezelfractie en structuur dus van belang. Dit was natuurlijk altijd al zo. Toch was de focus voorheen vooral fijner is beter. Fijn malen geeft immers het grootst mogelijke aangrijpingsoppervlak voor verteringsenzymen en daarmee een scherpere voerconversie. Bij gezonde, probleemloze, omstandigheden geldt deze regel wellicht nog steeds. Zodra er echter druk op de (darm)gezondheid ligt, of de omstandigheden suboptimaal zijn, is de bewerking van grondstoffen en de structuur van het rantsoen van steeds groter wordend belang. Voor brijvoer is het invoeren van structuur en voedingsvezel nog niet zo simpel. De meeste natte bijproducten bevatten lage celstofwaardes (vezels). En als deze al wel wat hoger zijn, dan leveren ze weinig bijdrage aan enige vorm van structuur of regulering van de passagesnelheid. Enkel het nutriënt ruwe celstof geeft dus niet voldoende informatie om een grondstof juist in te schatten.

 

Product

Ruwe Celstof*   gr/kg

Regulering passagesnelheid Vezels Potentieel structuur Fermenteerbaar
Kaaswei 0 - - - -
Biergist 14 - - - 0
Friet 17 0 - 0 0
Tarwezetmeel 25 - - - 0
Tarwegistconcentraat 29 - 0 - +
Stoomschillen 56 + + + +
Bierborstel 163 ++ ++ ++ ++
           
Tarwe 27 0 0 0 +
Gerst 54 + ++ ++ +
Tarwegries 101 + + + ++
Bietpulp 184 ++ ++ ++ +++
Sojaschroot 40 0 - - 0
Zonnepitschroot 251 + + + +

 

Tabel 1. Celstof, vezel en structuur van verschillende grondstoffen en bijproductgroepen (celstof volgens CVB tabel)

In tabel 1 staan de hoofdgroepen aan bijproducten en veelgebruikte droge grondstoffen. Een aantal van de bovengenoemde eigenschappen zijn hierin opgenomen. De korte conclusie hieruit is dat vanuit de bijproducten slechts zeer beperkt wordt bijgedragen aan de gewenste eigenschappen, of structuur. Om dit duidelijker te laten zien hebben we diverse bijproducten afgezeefd op het lab om de foto’s en verdeling bij diverse producten daarvan te bekijken.

Download het overzicht 'Structuur in bijproducten'

Speciale walstechniek

Indien we meer structuur in het rantsoen willen om de maag-darmfunctie te ondersteunen, moeten we kijken naar en een gerichte keuze maken in de droge componenten. Het grover malen met een traditionele hamermolen levert daarbij niet altijd het gewenste resultaat. Dit komt mede doordat voor behoud van het technisch resultaat niet alle grondstoffen grover gemalen moeten worden, maar slechts een deel ervan. Daarvoor ontwikkelde De Heus de Matrix-wals-technologie. Hiermee kan binnen één charge, naar wens gekozen worden welke grondstoffen binnen het aanvullend voer gewalst moeten worden en welke via de hamermolen lopen. Hierdoor kan gestuurd worden naar een optimale structuur, vezelfractie en regulering van passagesnelheid van het brijrantsoen.