Samenspraak (Column sectordirecteur Jan Kippers)

29 augustus 2021
-
3 minuten

Het is inmiddels ruim twee jaar geleden dat de Raad voor State een streep haalde door de PAS en we terecht kwamen in de stikstofproblematiek die vandaag nog steeds niet goed is opgelost. Na de boerenprotesten, de voorstellen van het landbouwcollectief en de Tweede Kamerverkiezingen ligt de bal opnieuw bij de politiek. In Den Haag wordt in deze periode gesproken over de toekomst van de manier waarop we in Nederland ons voedsel willen produceren. Is dat een probleem?

Het is goed dat er in Den Haag gesprekken worden gevoerd. Die zijn belangrijk en heel veel partijen en organisaties hebben de afgelopen maanden plannen gepresenteerd over de toekomst van de landbouw. Helaas zijn die plannen niet altijd samen met boeren tot stand gekomen. Terwijl wel van boeren wordt verwacht dat zij straks in de praktijk invulling gaan geven aan de plannen die in Den Haag op papier worden gezet. Dat vind ik geen goede zaak.

Plannen over verduurzaming tot uitvoering brengen, lukt alleen als boeren erop kunnen vertrouwen dat die plannen ook echt perspectief bieden op lange termijn. Dat het voor boeren zelf ook duurzaam is. Zodat bedrijfsopvolgers kunnen nadenken over hun toekomst. Want wie vandaag moet beslissen over de toekomst van zijn bedrijf, wil erop kunnen vertrouwen dat de regels niet volgend jaar weer veranderen.

We zien dat de overheid inmiddels een deel van de plannen van het landbouwcollectief alsnog heeft omarmd. Door scherper te sturen op het eiwitgehalte van het rantsoen, meer te weiden en mest verdund uit te rijden kunnen boeren hun eigen vakmanschap inzetten om bij te dragen aan het verder verduurzamen van de sector. Dat zijn mooie ontwikkelingen, die we daarom niet moeten tegenwerken, maar als kans kunnen zien.

Wat mij betreft is het wel van belang dat bij de uitwerking van deze maatregelen, vooral ook voor beleid dat in het nieuwe regeerakkoord terecht komt, minder over en vaker met boeren wordt gesproken. Zodat niet ‘Den Haag’ bepaalt hoe de ‘achtertuin’ van het stedelijk gebied vorm krijgt, maar we samen verantwoordelijkheid kunnen nemen voor een duurzame agrarische sector.