Leidt meer dierenwelzijn tot een grotere klimaatimpact?
Iris Zweekhorst
Productmanager vleespluimvee
Twee jaar geleden maakte Albert Heijn als eerste supermarktketen bekend in 2023 over te stappen naar kip van het 1 ster Beter Leven keurmerk. Niet veel later volgden andere supermarktketens met vergelijkbare berichten. Veel vleeskuikenhouders zijn inmiddels omgeschakeld en werken naar tevredenheid binnen een concept. Maar hoeveel is het welzijn verbeterd door de verschillende concepten? En leiden de hogere welzijnseisen niet juist tot een hogere milieubelasting door de hogere voederconversie?
Onderzoek geeft genuanceerd beeld
In 2016 is er door de Wageningen Universiteit in samenwerking met diverse ketenpartijen een onderzoek gestart; het Greenwell-project. Binnen dat onderzoek werd er bij de verschillende concepten gekeken naar de samenhang tussen duurzaamheid op het gebied van milieu, dierwelzijn en economie. Al gauw bleek dat het antwoord een stuk genuanceerder was dan vooraf gedacht.
Management erg bepalend voor dierwelzijn
Het welzijn van duizenden koppels vleeskuikens in verschillende concepten werd vergeleken. Daarvoor werd een welzijnsscore gemaakt. Die score houdt rekening met de vele verschillende concepteisen, zoals de bezetting en de aanwezigheid van verrijking, maar ook van metingen aan het dier, zoals voetzoollaesies, of hakdermatitis. De uitkomsten laten zien dat concepten gemiddeld beter scoren dan regulier en dat het Ster-concept het beste scoort. De spreiding bínnen een concept is echter groter dan het gemiddelde verschil tússen de concepten. Dat betekent dat de invloed van goed management dus erg groot is. De beste reguliere bedrijven realiseren dan ook een hogere welzijnsscore dan de bedrijven die slechter scoren binnen het Ster-concept.
Contactgegevens vleespluimvee teamVoer drukt zwaar op CO2 -footprint
Wat betreft milieu-impact waren de uitkomsten voor de CO2-footprint het meest verrassend. De uitstoot in de keten van opfok-ouderdieren tot en met de slacht van het vleeskuiken, komt voor zo’n 85% voor rekening van het vleeskuikenvoer. Een deel daarvan wordt veroorzaakt door de teelt, het transport en de verwerking van de grondstoffen. Maar tenminste de helft van de uitstoot is compleet toe te kennen aan landconversie, gekoppeld aan de origine van de sojaproducten. Ontbossing is hier het meest bekende voorbeeld van. De hoeveelheid CO2 die vrijkomt door ontbossing wordt twintig jaar lang toegekend aan het product dat verantwoordelijk gehouden wordt voor die ontbossing. Door deze rekenmethodiek heeft CO2-uitstoot als gevolg van ontbossing een hoge impact. Soja wordt veel geteeld in Zuid-Amerika waar de afgelopen decennia ontbossing heeft plaatsgevonden. Daardoor heeft deze soja een zeer hoge CO2-footprint ten opzichte van alternatieve grondstoffen.
Aandeel en soort sojaschroot in voer is erg bepalend
De inclusie van sojaproducten was daarmee het meest bepalend voor de CO2-footprint. Het sojaschrootgehalte in het Stervoer was in deze studie bijvoorbeeld lager dan in het reguliere voer. Daardoor kwam het Ster-concept per kilogram vlees uit op een iets lagere CO2-footprint dan regulier, ondanks de hogere voederconversie. Het aandeel en de herkomst van sojaschroot in voeders is echter geen vast gegeven. De belangrijkste conclusie is dan ook dat voor alle concepten nog veel verbetering mogelijk is. Het voorkomen van landconversie (ontbossing) is om verschillende redenen uiterst belangrijk en vormt voor de CO2-footprint van kip in alle concepten een kans om grote verbeteringen te realiseren.
Over de auteur
Iris Zweekhorst
Productmanager vleespluimvee
Wil je meer weten over dit onderwerp? Neem dan contact met me op.