Koeling in legpluimveestallen

John van Helden

Klimaatspecialist legpluimvee

31 maart 2020
-
3 minuten

Een warm voorjaar of zomer zal bij velen nog vers in het geheugen liggen. De voorspellingen zijn dat extreme hitte vaker zal voorkomen waardoor hittestress bij pluimvee kan optreden. Hittestress kenmerkt zich niet alleen door een verhoogde uitval maar ook door een verminderde voeropname, ei-gewichtdaling en productieverlies. En dit niet alleen tijdens de hitteperiode maar ook nog ver daarna. Hierdoor zullen de financiële resultaten sterk afnemen. Om problemen met hittestress zoveel mogelijk te voorkomen worden in dit artikel een aantal mogelijke oplossingen behandeld.

Ontstaan van hittestress?

Een leghen is een warmbloedig dier dat optimaal functioneert in de zogenaamde thermoneutrale zone. In deze zone kan het dier de geproduceerde warmte gemakkelijk kwijt en hoeft het weinig warmte te produceren om de lichaamstemperatuur, die varieert tussen 40 en 42°C, op pijl te houden. De thermoneutrale zone is afhankelijk van leeftijd, bevedering en productieniveau. Om de lichaamstemperatuur binnen de grenzen te houden vindt er een voortdurende warmte-uitwisseling plaats tussen dier en omgeving. Als dit niet meer mogelijk is, en de lichaamstemperatuur van de dieren bereikt de 42,5 °C, ontstaat hittestress. Bij een verhoogde lichaamstemperatuur vindt de warmte-afgifte op twee manieren plaats:

Sensibele warmte-afgifte

  • Straling
  • Convectie: wanneer lucht langs een dier stroomt onttrekt deze warmte aan het dier. Hoe hoger de luchtsnelheid, hoe meer convectieve warmte-afgifte (windchill-effect)
  • Conductie: via contact met bepaalde oppervlakken (bv. de grond, zitstok en volière)

Latente warmte-afgifte

  • Via ademhaling (evaporatieve warmte-afgifte via verdamping)

Voor een goede warmte-overdracht is niet alleen de temperatuur van belang maar ook de luchtbeweging rond het dier en de relatieve luchtvochtigheid van de omgeving. Tot een omgevingstemperatuur van ± 25,0°C zal de warmte-afgifte voornamelijk sensibel plaatsvinden. Bij een hogere omgevingstemperatuur zal dit afnemen en zal de latente warmte-afgifte sterk oplopen. Als de lucht niet voldoende vocht kan opnemen (bij een hoge luchtvochtigheid) zal de latente warmteafgifte beperkt zijn waardoor de lichaamstemperatuur te hoog kan oplopen met hittestress tot gevolg.

In de praktijk ontstaat hittestress als de som van de (gevoels)temperatuur en de relatieve luchtvochtigheid hoger is dan 115. Om dit te monitoren is een relatieve luchtvochtigheidssensor in de stal noodzakelijk.

Herkennen van hittestress

Omdat (hitte)stress niet alleen ontstaat door een verhoogde temperatuur en luchtvochtigheid maar ook door andere factoren is het belangrijk dat de pluimveehouder continu alert is op het ontstaan van (hitte)stress.

Kenmerken hiervoor zijn:

  • Verhoogde wateropname
  • Dieren hebben de bek open
  • Dieren zitten met de vleugels wijd
  • Verminderde activiteit
  • verlaagde voeropname
  • Verhoogde ademhalingsfrequentie

Welke mogelijkheden zijn er om hittestress te voorkomen of tot een minimum te beperken?

  • Zorg dat er voldoende ventilatie geïnstalleerd is (minimaal 3,6 m3/h/kg) en dat deze optimaal kan functioneren (zuiver houden van ventilatoren en inlaat)
  • In de zomer warmen bij ons de stallen het meeste op door instraling van warmte. Door stallen goed te isoleren (voldoende dikte met een extra laag aluminium folie aan de bovenkant) kan opwarmen worden beperkt
  • Door de streefwaarde te verhogen met bijvoorbeeld 2,0 C bij een verwachte hittegolf zullen de dieren voor een deel wennen aan de warmte
  • Met behulp van een koeling is het mogelijk om de (gevoels)temperatuur in de stal te verlagen
  • Schakel de koeling niet pas in bij extreem hoge temperaturen. Door vroegtijdig de koeling te activeren kunnen de dieren in de thermoneutrale zone blijven met behoud van voeropname en productie

Er zijn verschillende koelsystemen:

Met de genoemde koelsystemen is het mogelijk de dieren zo lang mogelijk in de thermoneutrale zone te houden. Schakel hiervoor de koeling niet pas in bij extreem hoge temperaturen maar begin eerder met koelen. Dit zorgt voor behoud van voeropname en productie. Zorg wel dat de som van temperatuur en RV niet hoger wordt dan 115. Welk systeem het beste past hangt erg af van het bedrijf, de uitvoering van de stallen en het budget. Overleg daarom bij voorkeur met een deskundige wat voor u de beste oplossing is. Bedenk ook dat het ene het andere niet hoeft uit te sluiten. Soms kan een combinatie van genoemde oplossingen voor uw bedrijf het beste zijn.

Wil je meer weten? Neem contact op met een specialist
Over de auteur

John van Helden

Klimaatspecialist legpluimvee

Vragen of het klimaat in legpluimveestallen? Neem gerust contact met me op.