Pluimveehouder kan terrein winnen

01 februari 2011
-
3 minuten

De topfokkerij van vleeskuikens speelt zich af bij internationale organisaties. Het fokbeleid wordt bepaald op wereldniveau, zonder regionale verschillen uit het oog te verliezen. Otto van Tuijl van Aviagen EPI ziet dat de technische verschillen tussen de landen steeds kleiner worden. Nederland blijft een speler van formaat, maar moet rekening houden met de snelle buitenlandse ontwikkeling.

Otto van Tuijl is technisch directeur bij Aviagen EPI, onderdeel van de grootste fokkerijorganisatie van vleeskuikens in de wereld. Aviagen heeft drie merken vleeskuikens: I.R., Ross en Arbor Acres. Ross is hiervan het grootste merk. In Europa is Ross marktleider, gezien het aantal opgezette moederdieren. In Nederland en België is Aviagen met de Ross 308 een belangrijke marktpartij met een marktaandeel tussen de zestig en zeventig procent; in België ligt dit percentage nog iets hoger. Het hoofdkwartier van Aviagen is gevestigd in Huntsville Alabama (Verenigde Staten). Hier bevindt zich ook een basisfokbedrijf. Een tweede basisfokbedrijf staat in Schotland. De Europese dochteronderneming Aviagen EPI wordt vanuit België bestuurd en bedient landen als Nederland, België, Duitsland, Polen, Zwitserland en Oostenrijk.


Otto van Tuijl, directeur bij Aviagen.

Veel marktgevoel

Otto van Tuijl is binnen de Aviagen-organisatie medebepalend voor wat betreft het fokkerijbeleid. Hij verzamelt hiervoor informatie uit het EPI-marktgebied. ‘Wij hebben contacten met broeierijen, vermeerderaars, vleeskuikenhouders, voerleveranciers, gezondheidsorganisaties, overheden, slachterijen en retailers. Daarnaast heeft Aviagen bijvoorbeeld ook regelmatig contact met  supermarkten en vraagt ze naar hun marketingstrategie. De informatie die mijn internationale collega’s en ik verzamelen, vertalen we in trends die vervolgens worden gebruikt bij de vaststelling van het fokbeleid.’ Van Tuijl vertelt dat het huidige internationale fokbeleid twee grote ‘drives’ kent: het produceren van zo veel mogelijk wit vlees, dus borstfilet, en het realiseren van een zo laag mogelijke voerconversie. ‘Daarnaast spelen reproductiefactoren een rol. Moederdieren moeten voldoende eieren kunnen produceren. Ross fokt ook op welzijn, met name op het terugdringen van brandhakken en voetzoolleasies. Positief voor het welzijn is dat onze kuikens robuuster zijn geworden. Dit verhoogt de weerstand en verkleint de kans op uitval.’

De technische resultaten zijn enorm belangrijk. Besef dat je met een hoge groeisnelheid en een lage voerconversie een groot economisch voordeel kunt behalen

Andere voorlopers

Nederland had jarenlang qua omvang en kennis een voorsprong binnen de vleeskuikenhouderij. Volgens Van Tuijl verminderde de invloed van Nederland de afgelopen jaren en nam de voorsprong af. Het kennisniveau in de omringende landen is de afgelopen jaren toegenomen. Van Tuijl: ‘Nederlandse pluimveehouders zijn wel ondernemend, maar kijken veel naar de korte termijn. Ze spelen te weinig in op omstandigheden die belangrijk zijn voor de langere termijn. Het technisch niveau blijft daardoor achter. Je kunt het natuurlijk ook omdraaien. Pluimveehouders in Duitsland doen het steeds beter en haalden de achterstand in. En bedenk dat in Polen net zulke moderne stallen worden gebouwd als bij ons. De groei in Duitland en Polen is heel hard gegaan. Sterker nog, vanaf dit jaar wordt Polen de grootste producent van pluimveevlees in Europa.’ Van Tuijl constateert dat de concurrentie door de groei in Duitsland en Polen enorm is toegenomen. ‘Nederlandse pluimveehouders moeten goed opletten om de resultaten van de buitenlandse collega’s bij te kunnen houden.’

Minder antibioticagebruik is een actueel onderwerp. Kan de fokkerij daaraan een bijdrage leveren?

Van Tuijl: ‘Wij fokken wat de markt vraagt. Hierbij kijken we naar ontwikkelingen op langere termijn. Het duurt vijf tot zeven jaar voordat het effect van een gericht fokkerijbeleid in de praktijk zichtbaar wordt. Het is daarom niet mogelijk om op tijdelijke trends in te spelen. Wel is het duidelijk dat er ook in veel landen buiten Europa een einde komt aan het gebruik van groeibevorderaars. Die passen we bij Aviagen al meer dan tien jaar niet meer toe. Hiermee lossen we de problemen in de praktijk echter niet op. De omstandigheden in bijvoorbeeld Amerika zijn immers totaal anders. Algemeen kun je stellen dat het antibioticagebruik bij vleeskuikens een lastig probleem is. Want wat moet je doen als de kuikens ziek zijn?’

Welke trends ziet u binnen bij vleeskuikens?

Van Tuijl: ‘De opvang in de eerste week wordt crucialer omdat de totale groeiperiode steeds korter wordt. Je hebt nauwelijks de kans om een fout die in de eerste week is gemaakt, in de weken daarna te herstellen. Verder groeien de kuikens veel sneller en zijn ze gevoeliger voor negatieve managementinvloeden. Neem de watervoorziening. De dieren produceren steeds meer eiwit. Hiervoor moeten ze steeds meer water opnemen. Daar moet je als pluimveehouder wel in voorzien. Het fokken van een robuuster kuiken wordt steeds belangrijker.’