Co en Koen de Heus over duurzaamheid

27 februari 2021
-
4 minutes

De Heus Animal Nutrition wordt geleid door Co en Koen; de vierde generatie van de familie De Heus. Als familiebedrijf in diervoeding leveren wij een groeiende bijdrage aan het duurzaam produceren van veilig en gezond voedsel. Dit doen wij door onze klanten - de producenten van vlees, vis, melk en eieren - voortdurend vooruit te helpen en door kwaliteit, transparantie en samenwerking in de gehele voedselproductieketen continu te verbeteren.

Wat betekent duurzaamheid voor een familiebedrijf als De Heus?

Co: “Al sinds de oprichting van het bedrijf in 1911 zijn erfgoed en rentmeesterschap belangrijke waarden binnen onze familie. Zuinig zijn op wat je hebt en goed voor het bedrijf zorgen, dat is voor ons heel belangrijk. Maar dan wel zonder de toekomst uit het oog te verliezen.”


Koen: “We willen het bedrijf kunnen overdragen aan volgende generaties. Voor ons betekent duurzaamheid daarom ook continuïteit, nu en in de toekomst.”

Wat is de relatie tussen rentmeesterschap en een duurzame voedselproductie?

Koen: “De voedselproductieketens waar wij als diervoederbedrijf onderdeel van zijn, staan voor gigantische uitdagingen. Voor Co en mij is het daarom belangrijk om ook vanuit dat perspectief invulling te geven aan wat de waarden erfgoed en rentmeesterschap voor ons betekenen. Hoe willen wij ons bedrijf op een verantwoorde manier doorgeven aan de volgende generatie?”

Co: “Precies. Kijk naar het aantal monden dat in 2050 moet worden gevoed. Naar verwachting zal de wereldbevolking de komende decennia toenemen tot 9,8 miljard mensen. Een van de grootste mondiale vraagstukken op dit moment is hoe we ervoor kunnen zorgen dat veilig, gezond en betaalbaar voedsel voor iedereen beschikbaar is.”

Koen: “Tegelijkertijd moeten we de impact van onze voedselproductie op het klimaat en het milieu zien te beperken. Willen we al die monden op een duurzame manier voeden, dan moeten we ons voedsel efficiënter gaan produceren. Daarmee kunnen we excessief landgebruik, wat zorgt voor ontbossing, hopelijk terugdringen en belangrijke en kwetsbare ecosystemen beschermen.”

Is jullie kijk op het belang van duurzaamheid in de loop der jaren veranderd?

Co: “Absoluut. We hebben altijd oog gehad voor toekomstige generaties. Maar vroeger lag onze focus meer op het bedrijf zelf en de continuïteit ervan. We realiseren ons echter dat we breder moeten denken en ook moeten kijken naar de impact van onze activiteiten op het klimaat en de lokale gemeenschappen waarin we actief zijn. Daarom hebben we een aantal jaar geleden de visie en missie van het bedrijf aangepast.”

Kunnen jullie wat meer vertellen over deze nieuwe visie en missie?

Koen: “We hebben een aantal belangrijke veranderingen doorgevoerd. Allereerst spreken we als bedrijf nu duidelijk uit dat we willen bijdragen aan het op een duurzame manier beschikbaar en toegankelijk maken van veilig en gezond voedsel wereldwijd, met de grootst mogelijke zorg voor het klimaat, milieu en welzijn van dieren. We zijn kritisch op de impact van onze activiteiten en dat willen we ook uitdragen.”

Co: “Daarnaast benadrukken we nu meer onze bijdrage aan de vooruitgang van de agrarische sector binnen de lokale gemeenschappen waarin we actief zijn. Powering progress is een voorwaarde voor alles wat we doen. Iedere stap die we zetten in onze eigen ontwikkeling moet ook een stap opleveren in de ontwikkeling van onze klanten en de ketens waarin we actief zijn.”

Koen: “Tot slot benadrukken de nieuwe missie en visie de inzet van onze medewerkers als cruciaal onderdeel in het behalen van onze ambities. De verantwoordelijkheid voor het bijdragen aan een duurzamere voedselproductie dragen we echt met de hele organisatie.”

Hoe hebben die veranderingen bijgedragen tot het nieuwe duurzaamheidsprogramma Responsible Feeding?

Co: “We willen verantwoordelijkheid nemen voor onze rol binnen de voedselproductieketens waarin we actief zijn. Na het aanpassen van onze missie en visie, hebben we daarom een nieuw duurzaamheidsprogramma geïmplementeerd met een naam die daarbij past: Responsible Feeding. Bijde ontwikkeling van het programma hebben we gekeken naar dat waar we goed in zijn en waarmee we de grootste impact kunnen hebben. Dat zijn onze kernactiviteiten: grondstoffen efficiënt omzetten in diervoeding van hoge kwaliteit, de gezondheid en het welzijn van dieren verbeteren, boeren helpen hun bedrijf verder te ontwikkelen en samen met hen oplossingen vinden voor uitdagingen waar zij dagelijks mee te maken hebben.”

Koen: “Vaak beginnen we nieuwe activiteiten in landen waar de agrarische sector minder ontwikkeld is. Het is ons doel dat deze activiteiten werken als katalysator voor de ontwikkeling van zowel de lokale landbouwsector als de levensstandaard van de lokale gemeenschappen. Dit doen we bijvoorbeeld door boeren te helpen de kwaliteit en opbrengst van hun gewassen te verbeteren, zodat op lokaal niveau meer diervoedergrondstoffen beschikbaar zijn en de afhankelijkheid van import afneemt. Daarnaast delen we onze kennis over diervoeders en veehouderij met klanten en boeren. Delen is wat ons betreft echt vermenigvuldigen; de kennis die we met onze klanten op lokaal niveau delen, draagt bij aan het professionaliseren van de veehouderij en de ontwikkeling van lokale productieketens.”

Co: “Tegelijkertijd blijven we investeren door het ontwikkelen van onze kennis in de landen waar we al langer actief zijn, zoals Nederland. Nieuwe diensten en producten helpen onze klanten om in te spelen op de verduurzamingsvraag die zij van hun afnemer krijgen. Onderzoek is daarvoor een belangrijke sleutel. Daarom hebben we bijvoorbeeld in 2019 in Nederland in Beuningen een nieuw onderzoekscentrum voor praktijkonderzoek bij varkens geopend.”

Met het oog op de toekomst, wat zijn jullie belangrijkste prioriteiten als het gaat om duurzaamheid?

Koen: “Voor het stellen van prioriteiten kijken we in eerste instantie naar onze kernactiviteiten. De vraagstukken die wij het belangrijkst vinden, zijn – als het gaat om de productie van dierlijke eiwitten – gelijk de lastigste: de duurzaamheid van de grondstoffen die we verwerken en de CO2-voetafdruk van zowel onze productie als die van de gehele keten waar we onderdeel van zijn. Van toelevering tot op de boerderij.”

Co: “Maar ook de verdere reductie van antibioticagebruik om resistentie te voorkomen, wat wereldwijd nog steeds een grote uitdaging is. En natuurlijk onze klanten helpen met de ontwikkeling van hun bedrijf. In Aziatische landen ligt bij veel boeren de focus bijvoorbeeld op de omschakeling van open naar gesloten huisvestingssystemen. We geven inzicht in het rendement van de benodigde investeringen en voorzien hen van de kennis die nodig is om die omschakeling te maken. Die vooruitgang op het boerenbedrijf helpt niet alleen de boer en zijn gezin aan een beter inkomen, maar draagt ook bij aan de verduurzaming van de productieketen waar hij onderdeel van is. Dat betekent ook gezondere dieren en veiliger voedsel.”

Koen: “We richten ons echt op langetermijnontwikkeling. Niet alleen van ons bedrijf, maar van de hele agrarische sector. Het sluit aan bij onze visie op duurzaamheid: het vermogen om je activiteiten generaties lang voort te zetten.”

Co: “Dat onze basis in Nederland ligt helpt daarbij. Als er ergens druk is om de manier waarop we voedsel produceren verder te verduurzamen, dan is het hier. Dat levert bij klanten soms frustraties op, want de consument is niet altijd bereid om ook te betalen voor de wensen die hij als burger uit. En toch zullen we de komende jaren juist in Nederland en andere Europese landen moeten laten zien dat we nog duurzamer kunnen produceren dan we al doen. Dat is nodig om het draagvlak voor onze sector te verbeteren en om wereldwijd voorop te kunnen blijven lopen bij het ontwikkelen van de kennis die nodig is om in 2050 9,8 miljard mensen duurzaam te voeden.”

Koen: “Juist omdat we in Nederland voorop lopen in het duurzamer produceren van voedsel hebben we een verantwoordelijkheid om die kennis ook in te zetten in de landen waar de voedselproductie de komende decennia enorm zal toenemen en waar nu de impact op het klimaat en het milieu vaak nog veel groter is dan in Nederland.”

Komt daar de naam Responisble Feeding ook vandaan?

Co: “Zeker. Het laat namelijk zien dat duurzaamheid een kernonderdeel is van alles wat we doen. We kunnen de uitdagingen van een groeiende wereldbevolking alleen oplossen als we in staat zijn de voer- en voedselproductie op een verantwoorde manier op te schalen. De naam Responsible Feeding legt de verbinding tussen veilig, gezond en betaalbaar voedsel voor een groeiende wereldbevolking en onze kernactiviteiten, met als inzet het efficiënt omzetten van grondstoffen in dierlijke eiwitten van hoge kwaliteit.”

For more information about our Sustainability approach

De Heus is in veel landen actief. Hoe wordt op lokaal niveau invulling gegeven aan het programma?

Koen: “In zo’n twintig landen hebben we eigen vestigingen en fabrieken en we exporteren naar tientallen landen. Deze landen verschillen onderling enorm van elkaar. Je kunt de marktomstandigheden in Nederland bijvoorbeeld niet vergelijken met die in Servië of Indonesië. Tegelijkertijd zijn er ook veel overeenkomsten. Toegang tot veilig en gezond voedsel is immers belangrijk voor iedereen. En naarmate een markt zich ontwikkelt, zien we vaak dezelfde uitdagingen de kop opsteken die eerder al zijn aangepakt in landen waar de markt meer ontwikkeld is. Waar de reductie van antibioticagebruik in Nederland al jaren een topprioriteit is, is de aandacht in andere landen bijvoorbeeld nog groeiende.”

Co: “Daarom hebben we een implementatieproces ontwikkeld dat rekening houdt met deze verschillen. We helpen de managementteams van onze Business Units in de verschillende landen met het bepalen van de onderwerpen die in hun markt het belangrijkst zijn. Zo kunnen zij zich richten op de duurzaamheidsprojecten die de meeste impact hebben op de gemeenschappen waarin ze actief zijn.”

Koen: “We vinden het belangrijk dat er zoveel mogelijk ruimte is voor lokaal initiatief. We zien dat medewerkers zich veel meer betrokken voelen zodra ze echt impact kunnen hebben op dat waar ze mee bezig zijn. Daarom bieden we hen veel vrijheid en ruimte om zelf invulling te geven aan de lokale duurzaamheidsactiviteiten en om kansen te verzilveren.”

Hoe reageren medewerkers van De Heus op het programma? En hoe betrekken jullie hen bij de gestelde ambities en de plannen om deze te behalen?

Koen: “Het programma wordt in alle lagen van de organisatie met open armen ontvangen. Vooral de jongere generatie is enthousiast. Dat is fantastisch om te zien, want voor de stappen die we de komende jaren moeten maken, is de inzet en het enthousiasme van mij en Co natuurlijk niet genoeg. Responsible Feeding kan alleen succesvol zijn als iedereen binnen de organisatie achter onze ambities staat én ideeën, ervaringen en inzichten deelt over hoe ons werk nog beter kan.”

Co: “Alles staat of valt bij goede interne en externe communicatie. We proberen onze collega’s steeds meer te betrekken bij de keuzes die we maken en hen te inspireren. Binnen De Heus worden veel verhalen uitgewisseld over de activiteiten van onze verschillende Business Units. Ook hebben we onlangs een online De Heusduurzaamheidsevenement georganiseerd, waar we met medewerkers van over de hele wereld over onze mondiale ambities hebben gesproken. Dit zijn een aantal wereldwijde doelstellingen die aansluiten bij de belangrijkste duurzaamheidsvraagstukken binnen de sector.”

Wat houden die mondiale duurzaamheidsambities in?

Co “Met deze ambities, onze Global Green Goals, willen we de mondiale vraagstukken aanpakken die we eerder al noemden: de duurzaamheid van de grondstoffen die we verwerken, onze ecologische voetafdruk, het terugdringen van antibioticagebruik en het ondersteunen van boeren bij de ontwikkeling van hun bedrijven. Het zijn vraagstukken die in al onze Business Units spelen of gaan spelen en daarom sturing verdienen op groepsniveau.”

Koen: “Het is ons streven om onze Global Green Goals te behalen in 2030 – in lijn met het tijdspad van de Sustainable Development Goals van de Verenigde Naties. Het geeft ons de tijd om de echt lastige vraagstukken aan te pakken, die gewoonweg niet in een of twee jaar tijd op te lossen zijn. Met deze doelstellingen integreren we duurzaamheid in onze bedrijfsstrategie.”

Hoe verhouden deze Global Green Goals zich tothet Responsible Feeding Programma?

Koen: “Elk land waar we actief zijn staat voor eigen uitdagingen. Het Responsible Feeding programma houdt daar rekening mee. Elke Business Unit moet inzetten op de activiteiten waarmee het de grootste impact kan hebben op de markt en gemeenschappen waarin het actief is. Vanuit het programma doorlopen alle Business Units hetzelfde implementatieproces, maar de uitkomst zal elke keer anders zijn, afhankelijk van de lokale vraagstukken die spelen. De Global Green Goals zijn voor alle Business Units gelijk en komen boven op de lokale activiteiten. Wat ons betreft zijn dit uitdagingen die iedereen aangaan, ongeacht de lokale markt en gemeenschappen. Het gaat om mondiale vraagstukken waar een mondiale oplossing voor moet worden gevonden.”

Jullie hebben met het Responsible Feeding Programma een ambitieuze route uitgestippeld voor de komende jaren. Terugkijkende op de stappen die jullie al hebben gezet, waar zijn jullie het meest trots op?

Co: “We doen al decennialang onderzoek naar het verbeteren van de voederconversie van onze producten. Het heeft ons veel kennis opgeleverd over hoe we met minder grondstoffen, dezelfde hoeveelheid dierlijke eiwitten kunnen produceren. Daar zit wat mij betreft onze grootste impact. Daarmee dragen we bij aan een duurzame oplossing om de productie van dierlijke eiwitten wereldwijd te verhogen.”

Koen: “Als ik terugkijk naar de eerste activiteiten van De Heus buiten Nederland en dit vergelijk met de situatie nu, maakt het me echt heel trots om te zien hoe sommige boeren zich hebben mee ontwikkeld met ons bedrijf. En dat vaak in landen waar toegang tot veilige en gezonde voeding niet vanzelfsprekend is. Door boeren te ondersteunen bij de ontwikkeling en professionalisering van hun bedrijf, hebben we een bijdrage kunnen leveren aan lokale voedselvoorziening en het versterken van voedselketens, dat is echt heel bijzonder.”