Buitenlands onderzoek levert snel extra kennis op

23 oktober 2017
-
3 minuten

De Heus is een internationaal opererend bedrijf met diverse onderzoeklocaties voor rundvee, varkens en pluimvee. Niet alleen in Nederland, maar ook in het buitenland. De Heus kan hiermee meer proeven doen en resultaten sneller vertalen naar Nederlandse voeders. Klanten van De Heus profiteren van deze voorsprong in kennis.

Door uitvoering van onderzoek in het buitenland beschikt De Heus over meer onderzoeksresultaten waarmee ze kennis sneller kan vertalen naar voordelen in de praktijk. Sinds 2016 is een nieuw varkensproefbedrijf van De Heus in Brazilië operationeel. “Onderzoek doen in Brazilië verbreedt onze kijk op varkensvoeding, omdat we in dat land met andere grondstoffen en onder andere omstandigheden werken”, vertelt Johan Zonderland, teamleider conceptontwikkeling en onderzoek varkens. Op de universiteitscampus van Londrina staat een onderzoeksstal met 40 hokken voor varkens vanaf spenen tot aan slacht. De Heus werkt samen met de universiteit, waarbij met hulp van studenten proeven met intensieve waarnemingen mogelijk zijn. “Omdat we in Brazilië onderzoek doen dat parallel loopt aan onderzoek in Nederland, bereiken we sneller resultaten en inzicht dan alleen met Nederlands onderzoek. Ook testen we in Brazilië grondstoffen die voor Nederland niet beschikbaar zijn, maar mogelijk in de toekomst wel interessant kunnen zijn als ingrediënt van Nederlands varkensvoer.”

Pluimvee: hittestress en voeradditieven

Extra onderzoek doen in het buitenland is bij leghennen interessant omdat daarbij de looptijd van het onderzoek lang is. Voor pluimveeonderzoek heeft De Heus proefbedrijven in Polen en Vietnam. “Het warme klimaat in Vietnam maakt goed onderzoek mogelijk naar hittestress bij vleeskuikens en leghennen in relatie tot voerstrategieën”, zegt Masja Duijster, teamleider conceptontwikkeling en onderzoek pluimvee. “Deze kennis kunnen we ook toepassen op warme dagen in Nederland.”

De goedkeuring van nieuwe additieven door de EFSA kan lang duren. In andere landen zoals Vietnam kunnen deze producten al eerder toegestaan en beschikbaar zijn voor onderzoek. “Hiermee kunnen we de waarde van voeradditieven voor pluimvee vroegtijdig testen. Dan hebben we al kennis opgebouwd voordat een perspectiefvol product in Nederland toegepast mag worden”, zegt Gerry Oude Elferink, manager global poultry support (internationale pluimveeafdeling).

De Heus valideert resultaten van Nederlandse proeven met vleeskuikens in kleine grondkooien op het proefbedrijf in Polen. Dit bedrijf heeft 24 afdelingen met 500 kuikens per afdeling en een automatisch voersysteem. “Dan zien we of resultaten en conclusies ook in de praktijk gelden. Hierin nemen we uitval, strooiselkwaliteit en voetzoollaesies ook mee.” De Heus voert in Polen ook validatieproeven uit met voeders voor kalkoenen. Het delen van praktijkervaringen in andere landen levert Nederlandse pluimveehouders veel nuttige informatie op. “Lokale kippenrassen in Vietnam en Egypte zijn bijvoorbeeld trage groeiers. Ervaringen die daar zijn opgedaan met de meest optimale voeders leveren kennis op voor Nederland”, vertelt Oude Elferink. In Vietnam is ook veel kennis beschikbaar over kwartels, legen vleeseenden en in Zuid-Afrika over struisvogels.

Rundvee: kalveropfok en beweiding

“In Polen, Spanje, Portugal, Zuid-Afrika en Brazilië doen we onderzoek op geselecteerde praktijkbedrijven voor melkvee, vleesvee, geiten en schapen. Ook is er samenwerking met buitenlandse onderzoeksinstituten en universiteiten”, zegt Jacob Goelema, teamleider conceptontwikkeling en onderzoek rundvee. In Spanje is onderzoek uitgevoerd naar de optimale opfokstrategie van kalveren op het proefbedrijf van het IRTA-instituut. Er is bepaald wat de effecten zijn van verschillen in de opname van ruwvoer (stro of hooi) en van twee typen kalverstartkorrel (met een hoog en een laag zetmeelgehalte) op groei, ontwikkeling en gezondheid van kalveren (diarree, longaandoeningen). Ook zijn late effecten op vruchtbaarheid (1e tochtigheid, non-return, afvoer) en melkproductie (eerste en latere lactaties) gemeten. In een ander onderzoek aan de universiteit van Valencia is de waarde van toevoeging van synthetische aminozuren aan voer op reductie van methaanemissie onderzocht. “Voor Nederland ook een zeer actueel onderwerp”, stelt Goelema. Met deze kennis van beweiding in Nieuw-Zeeland en Zuid-Afrika krijgen Nederlandse veehouders handvatten en instrumenten om beweiding beter uit te voeren. Een proef in Zuid-Afrika om de N-benutting van weidegras te verbeteren met additieven krijgt navolging in Nederland. De Heus benut ook resultaten van Braziliaans onderzoek naar mineralenverstrekking en -opname door rundvee tijdens beweiding.

Ervaringen uit het buitenland leveren kennis voor Nederland

Voeren herkauwers

Toepassingen van systemen en voerstrategieën die in andere landen gebruikelijk zijn, kunnen voor Nederland ook interessant zijn. “We leren bijvoorbeeld veel van buitenlandse ervaringen met compleet voer bij vleesvee, geiten en schapen”, weet Goelema. Denemarken, Zuid-Afrika en Polen hebben veel kennis over TMR voeren en compact voeren met de bijbehorende voordelen en valkuilen. Dat geeft meer inzicht in het belang van laadvolgorde, staat van onderhoud van de voermengwagen en snij-inrichting, het nut van water toevoegen en het vooraf mengen en weken in relatie tot sorteergedrag. “Dat levert een advies voor een optimale werkwijze op, niet alleen voor TMR, maar ook voor PMR, zoals in Nederland vooral wordt toegepast”, zegt Goelema.

In Nederland, België, Spanje en Portugal is onderzocht hoe verstrekking van Cornbooster de benutting van snijmaissilage door melkvee kan verbeteren. Door grote verschillen in rantsoensamenstelling en hoeveelheid gevoerde snijmaissilage, was een uitgebreide praktijkevaluatie mogelijk. “Daarmee hebben we effecten van Cornboosterverstrekking op vertering, mestconsistentie en productierespons en de mogelijkheden van dit product in snijmaisrantsoenen goed in beeld gebracht. De verschillen in rantsoensamenstelling, in combinatie met de gehanteerde normen in Spanje, Portugal en Brazilië, geven daarnaast bruikbare mogelijkheden om bepaalde mineralengehalten te hanteren, in afwijking van de in Nederland gehanteerde normen.”